Kweek

Kweek (Elymus repens) is een grassoort die inheems is in grote delen van Europa, Azië en Noordwest-Afrika. De soort heeft kruipende wortelstokken, waardoor kweek zich snel kan uitbreiden. Het heeft platte, behaarde bladeren met rechtopstaande aren. De stengels ('halmen') worden 50 tot 150 centimeter hoog. De aren zijn maar twee centimeter lang en hebben in verhouding lange naalden.
Deze soort is nogal rijk aan ondersoorten en kweek gedijt op allerlei grondsoorten. Hoe wisselvalliger de omstandigheden, hoe meer kweek in het voordeel is ten opzichte van andere planten. Alleen een gewas, dat in het groeiseizoen veel schaduw kan geven, zoals aardappel is in staat de groei van kweek te onderdrukken. Kweek groeit aan bosranden, in struiken, op weilanden en op akkers, waar het vooral als vervelend onkruid wordt beschouwd.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Elymus, is afkomstig uit het Oudgrieks, waar élumos (ἔλυμος) 'gierst' betekende. Het tweede deel, repens, is afgeleid uit het Latijn, waar rēpō 'kruipen' betekende.

Gedurende de Middeleeuwen werd kweek gebruikt als een goedkope vervanger van wierook. Uit de taaie wortelstokken werd borstels en bezems gefabriceerd.

Men schreef aan deze grassoort in het verleden ook nogal wat geneeskrachtige eigenschappen toe. Er werd aangenomen dat het 'het bloed reinigt', een nogal vaag begrip in de toenmalige geneeskunst. Het werd toegepast bij gevallen van reuma, jicht, acne en diverse problemen met de stofwisseling.

Zelfs tegenwoordig wordt het nog aangetroffen in sommige kruidenmengsels die worden aanbevolen bij diabetes, aambeien, galstenen en problemen met de bovenste luchtwegen of de lever.

In Polen werd kweekgras van oudsher toegepast bij de bereiding van soepen (met melk en pap), bier, koffiesurrogaat, roggebrood en brood. Het meel dat wordt verkregen uit de gedroogde gemalen wortelstokken bevat tot 20% zetmeel, 5-6% eiwitten, 30-40% koolhydraten, kalium en ijzer. Het maakt het brood wat zoeter van smaak en sponziger van textuur. De witachtige tot geelachtige wortelstokken worden vooral in het vroege voorjaar en de herfst verzameld. Het meel heeft een aangename geur en smaak en een licht gelige kleur.

Om een traditioneel zuurdesembrood met meel van kweekgras te bereiden, werd dit laatste gemengd met andere soorten meel, meestal rogge of tarwe. Het percentage kweekmeel steeg tijdens perioden van hongersnood, een probleem dat in de Middeleeuwen met een treurigstemmende regelmaat voorkwam. Vooral in het vroege voorjaar, wanneer de oude voedselvoorraden opraakten en de oogst nog maanden op zich liet wachten, waren voor veel gezinnen een zware periode. Tegenwoordig wordt brood met kweekmeel beschouwd als een gezonder alternatief voor witbrood en wordt het in Zuidoost-Polen nog steeds gebakken, al is dat dan weer het armste deel van het land.

In Oostenrijk werden de wortelstokken van kweek ooit toegepast als thee of siroop tegen koorts. Ook dat gebruik was niet uit weelde.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten