Kruidnagelbast

De kruidnagelboom (Syzygium aromaticum) groeide en bloeide in het verleden slechts op een paar verdwaalde Molukse eilanden. Al gedurende de Chinese Han-dynastie (206 vChr tot 220 nChr) werden kruidnagelen verhandeld. Arabische handelslieden brachten deze specerij richting Europa, waar deze al rond het jaar 100 het Romeinse Rijk bereikte.
De kruidnagel was één van de belangrijkste redenen dat diverse koloniale machten bleven strijden om het bezit van de Molukken. In de zeventiende eeuw lukte het de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) eindelijk om de Molukken tot Nederlands bezit te maken.

De VOC probeerde een monopolie te creëren voor de handel in kruidnagelen. Dat hadden ze al voor elkaar bij de handel in nootmuskaat en foelie al voor elkaar gekregen, maar die specerijen hadden het voordeel dat ze maar op een paar piepkleine eilandjes, de Banda Eilanden bleken te groeien. Omdat de kruidnagel op wat meer eilanden groeide, bleek het vestigen van een monopolie een stuk weerbarstiger. De Hollanders vernietigden alle overschotten en dreven zo de prijzen op. Bovendien werden veel kruidnagelplantages van de plaatselijke bevolking vernietigd. De jonge aanplanting van de Nederlandse handelscompagnie werden streng bewaakt, onder andere door een twaalftal forten. Wie ervan werd verdacht het monopolie op kruidnagels te verbreken kon op een marteling rekenen.

Het was dus elders op Indië (thans natuurlijk Indonesië) bijzonder lastig voor de plaatselijke bevolking om aan kruidnagelen te komen voor de bereiding van hun traditionele gerechten. Maar het tropisch regenwoud, geassisteerd door de evolutie, is altijd in staat om een alternatief te genereren. Zo ook voor de kruidnagel, want op diezelfde Molukken groeide onder de neus van de Hollandse kolonisten een boom die in het Maleis en Indonesisch kulit lawang (Cinnamomum culitlawan) wordt genoemd en op de Molukken salakat. Deze soort is familie van de kaneel (Cinnamomum zeylanicum).

De bast ruikt precies naar kruidnagel en wordt daarom voor dezelfde gerechten als specerij ingezet. De bast en de daaruit gewonnen olie worden gebruikt als een medicijn bij de behandeling van cholera.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Cinnamomum, heeft natuurlijk dezelfde oorsprong als het Engelse woord voor kaneel, cinnamon. Uiteindelijk zou het verwant zijn aan het hedendaagse Indonesische kaya manis (‘zoet hout’). Het tweede deel, culitlawan, is de plaatselijke benaming voor de boom, kulit lawan, wat uiteraard 'kruidnagelbast' betekent.

De boom is zelfs nu nog een zeldzame verschijning. Met het verdwijnen van het monopolie worden kruidnagelbomen weer vrijelijk aangeplant en is het gebruik van de culit lawan behoorlijk in de vergetelheid geraakt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten