Ecuadoraanse kaneel

Soms krijg je van die kleine aanwijzingen dat continenten vroeger hele andere posities innamen als nu het geval is. Bepaalde plantenfamilies komen bijvoorbeeld op verschillende werelddelen voor en dat moet betekenen dat hun voorouders ooit op één landmassa geleefd moeten hebben. Een voorbeeld daarvan blijkt de laurierfamilie te zijn, want in Zuidoost-Azië groeit de kaneelboom (Cinnamomum zeylanicum), terwijl in Midden-Amerika de Ecuadoraanse kaneelboom (Ocotea quixos) zijn wortels in de bodem plant.
[Foto: Gernot Katzer]
De Ecuadoraanse kaneelboom een een altijdgroene boom, die inheems is in de oerwouden van Ecuador en Colombia. Het is een boom, waarvan de bast een kaneelachtig aroma heeft en die wordt gebruikt als specerij door diverse plaatselijke inheemse stammen.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Ocotea, is afgeleid van de plaatselijke naam van de plant in Frans Guyana: de Garipons noemden de boom aiou-hou-ha. De nieuw aangekomen Spaanse kolonisten verstonden dat – vreemd genoeg - als ocotea. Het tweede deel, quixos, is via het Galiciaans afgeleid van het Latijnse woord quaerō, wat 'zoeken naar' of 'verlangen naar' betekent. Die kolonisten verlangden kennelijk naar kaneel.

Net zoals de (Aziatische) kaneel wordt de Ecuadoraanse kaneel ook gewonnen door de bast van de boom te schillen. Ook de gedroogde bloemen kunnen als smaakmaker toegepast worden in diverse plaatselijke gerechten en die staan bekend als Flor de Canela.

De smaak van de Ecuadoraanse kaneel wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van methyl cinnamaat and trans-cinnamaldehyde. Diezelfde essentiële oliën worden ook aangetroffen in de bloemkelken. Methyl cinnamaat wordt ook aangetroffen in aardbeien, sichuanpeper en sommige varianten basilicum. In (Aziatische) kaneel zit overigens ethyl cinnamaat, een variant. De trans-cinnamaldehyde geeft inderdaad ook de bekendere kaneelversie zijn zo herkenbare geur en smaak.

Oude documenten tonen aan dat Ecuadoraanse kaneel al ten tijde van de Inca's voor het kruiden van gerechten en voor offerandes werd gebruikt. Kennelijk moesten ook offers voor de goden lekker smaken.

De essentiële olien van de Ecuadoraanse kaneel werden overigens ook toegepast in de traditionele geneeskunde van enkele volkeren in het Amazonegebied. De stofjes hebben namelijk een ontstekingsremmende werking. Modern wetenschappelijk onderzoek lijkt die werking inderdaad aan te tonen voor de al genoemde trans-cinnamaldehyde. Hetzelfde onderzoek toonde aan dat de methyl cinnamaat dat effect niet vertoonde. Ook is aangetoond dat de essentiële olie de kans op vorming van bloedstolsels kan verminderen doordat het bloedplaatjesaggregatie in het bloed voorkomt.

Hoewel deze vorm van kaneel in ons land uiteraard volstrekt onbekend is, is het wél in een interessante specerij om achter de hand te houden. Stel dat de reguliere kaneel het slachtoffer wordt van een uitbraak van een virus of handelsoorlog...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten