Moerasspirea

De moerasspirea (Filipendula ulmaria) is een kruid met enkele goede, maar daarnaast ook wat duistere kantjes. De moerasspirea is lid van de Rozenfamilie en kan tot twee meter hoog worden. De bladeren zijn dubbel getand en eirond. Aan de onderzijde zijn ze viltig behaard en grijsachtig van kleur. De bladeren staan aan een opvallend rode stengel. Hij heeft talrijke roomkleurige, tot één centimeter brede bloemen, die in een scherm opgebouwd zijn. Ze geuren sterk naar amandel, waardoor de plant al van oudsher werd gebruikt als strooisel om onplezierige luchtjes uit een huis te bannen. Zelfs nu nog worden de bloemen soms in potpourri gebruikt. Ook werden bier, wijn en azijn ooit gekruid met de moerasspirea, terwijl de bloemen in jams en siropen werden toegevoegd om ze een fijn amandelsmaakje te geven.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Filipendula, is afkomstig van de Latijnse woorden filum dat 'draad' betekent en pendulum dat ‘hangen’ betekent. Met deze ‘hangende draden’ worden de karakteristieke wortels beschreven. Het tweede deel, ulmaria, betekent in het Latijn ‘zoals een iep’. De bladeren lijken op die van een iep. Het Nederlandse 'spirea' komt van het Griekse woord speiraie dat 'spiraal' betekent en de vorm van de zaden beschrijft.

De jonge blaadjes van moerasspirea zijn eetbaar en hebben een komkommerachtige smaak. Ze kunnen in stoofgerechten verwerkt worden of in een gemengde salade gegeten worden.

De moerasspirea bevat salicylzuur en dat kennen we beter onder zijn medische, gezuiverde en ietsjes aangepaste vorm van acetylsalicylzuur. Dat is de werkzame stof van aspirine, ontwikkeld door de bij Bayer werkende Duitse chemicus Felix Hoffmann (1868-1946). Omdat zijn vader aan pijnlijke reumatische klachten leed, zocht Hoffmann stiekem naar een remedie. Uiteindelijk maakte hij een aangepaste versie van salicine, die iets minder maagproblemen opleverde dan de pure salicylzuur van de moerasspirea. Toen het middel eenmaal bleek te werken zag de verkoopafdeling van Bayer er wel brood in en gaven het de naam aspirine, een vernoeming van de spirea. ‘And the rest is history,’ zoals de Engelsen het zo mooi kunnen zeggen.

De moerasspirea zelf heeft van oudsher vele medicinale toepassingen. De hele plant wordt traditioneel ingezet als middel tegen maagzuur en diarree. Als je op de wortel kauwt dan komt het acetylzuur vrij en is dat zou werken tegen hoofdpijn.

Iets minder leuk het feit dat de moerasspirea de luchtwegen in de longen (de bronchiën) plotseling kunnen vernauwen. Normaal is dat niet zo’n heel groot probleem maar deze bronchspasmes, zoals ze genoemd worden, kunnen een astma-aanval veroorzaken of verergeren. Ook iemand met een chronische bronchitis (lees: een verstokte roker) zou het kauwen op een moerasspirea maar uit zijn hoofd moeten zetten. Ook remt het gebruik de bloedstolling.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten