Anil

Mensen zijn dol op de kleur blauw. Vroeger verkregen we de meeste kleur- of verfstoffen uit plantaardige bronnen. Romeinen hebben bijvoorbeeld de wede (Isatis tinctoria) in West-Europa is ingevoerd. Uit de wede kan een blauwe kleurstof met de naam pastel (van het Occitaanse woord pastel, 'pasta') worden gewonnen, die tegenwoordig als indigo bekend staat. Lang was de wede de enige bron voor deze blauwe kleurstof, maar in de 16de eeuw kon indigo uit de blauwgroene bladeren van de échte Indigo (Indigofera tinctoria) uit India gewonnen worden. Daarin zat namelijk veel meer van die blauwe kleurstof dan in de wede. Dat betekende exit voor de wede.
Ook op het Amerikaanse continent was de oorspronkelijke bevolking verzot op de koninklijke kleur blauw en het menselijk vernuft heeft ook daar de oplossing gevonden. Het bleek dat anil, een broertje van de indigo, daar geschikt was voor de aanmaak van de blauwe verfstof. Anil (Indigofera suffruticosa) staat plaatselijk ook bekend als Guatemalan indigo, West Indian indigo en wild indigo. Het is een bloeiende plant in de erwtenfamilie (Fabaceae). Anil groeit als een struik tot een meter hoog met geveerde bladeren en wordt vaak aangetroffen op droge, verstoorde plekken.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Indigofera, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks, waar indikón (ινδικόν) Indië en ook de kleurstof zelf betekende en fera afgeleid is van fero (Φερω) 'dragend'. Samen is dat dus '(de kleurstof) Indigo (in zich) dragend' Het tweede deel, suffruticosa, is samengesteld uit twee delen: het eerste deel suf is een variant van het Latijnse sub 'onder', terwijl het andere deel fruticosa is Latijns voor 'struik'. Overigens is 'anil' via het Frans en Portugees afgeleid uit het Arabisch al-nil ('índigo').
De vervaardiging is het zogenaamde Maya-blauwe (azul maya) pigment was echter geen peuleschil. Het is een mengsel van organische en anorganische bestanddelen; de kleurstoffen uit de bladeren van anil, gecombineerd met twee soorten klei, montmorillonite en palygorskite. De productie van de kleurstof startte rond het jaar 800. De kennis stierf pas uit in 1830.

Op sommige oude, verlaten Curaçaose plantages kan men nog cementen bakken van drie tot acht kubieke meter inhoud aantreffen: monumenten van een eertijds bloeiende cultuur van anil. Een vakman op het gebied van deze bereiding kreeg op Curaçao de naam ‘indigomaker’. Curaçao kon vroeger een uitstekende kwaliteit indigo leveren en berichten uit voormalig Nederlands West-Indië wijzen op een betrekkelijk omvangrijke indigocultuur op Curaçao in de 17e en 18e eeuw. Na 1816 werd er geen indigo meer verbouwd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten