Geel nagelkruid

Geel nagelkruid (Geum urbanum) wordt ook wel gewoon nagelkruid genoemd. Het is een overblijvende plant met een hoogte die varieert tussen de 20 en 60 centimeter. Geel nagelkruid houdt van schaduw en daarom kun je hem in zo'n beetje heel Europa aantreffen in bosranden en hoog opgroeiende bosschages. De enige standplaats waar geel nagelkruid buiten de beschutting van bos of bosschages voorkomt wordt gevormd door noordhelingen van kalkrijke duinen. De stengels en kelkbladeren zijn lichtgroen en hij bloeit van mei tot augustus met kleine citroengele bloemen. Uiteindelijk ontstaan dopvruchtjes die borstelig behaard zijn.
De wortel ruikt en smaakt sterk naar kruidnagel (met een hint van kaneel) en dat is de verklaring voor de soortnaam 'nagelkruid'.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Geum, is afkomstig uit het oud-Grieks, waar geuo (γευω) zoiets als 'smaak' betekende en de geur en smaak van kruidnagel verklaarde. Het tweede deel, urbanum, is Latijns en betekent 'van de stad' is uiteindelijk afgeleid van urbis, wat 'stad' betekende. De soortnaam is dus eigenlijk foutief, want geel nagelkruid houdt helemaal niet van stedelijke omgevingen.

De jonge bladeren van geel nagelkruid hebben een vrij neutrale smaak en kunnen toegevoegd worden aan salades of stoofpotjes. Ze kunnen ook gefrituurd worden, bollen daardoor wat op en lijken dan op kroepoek. De wortel dient na wassen gedroogd te worden omdat de geur en smaak van kruidnagel toeneemt tijdens het (in)drogen. De gedroogde wortel werd ooit gebruikt als specerij in soepen, stoofschotels, etc. en zelfs als een smaakmaker in bier. In tijden dat exotische specerijen voor de gewone man nog onbereikbaar waren was geel nagelkruid een ideale vervanger van kruidnagel.

Nog niet zo heel lang geleden waste men zich niet iedere dag en men bezat ook niet veel kleding. De ingedroogde wortel werd daarom gebruikt om de stank uit de kleding en van het lichaam te maskeren. Ook werd de wortel gebruikt om motten te weren.

Van geel nagelkruid werd ooit gedacht dat het werkzaam zou zijn bij allerhande vergiftigingen. De oude heelmeester Paracelsus (1493-1541) meende dat het kruid gebruikt werd bij de behandeling van leverziekten, slijmvliesontstekingen en maagproblemen. Oostenrijkse kruidenvrouwtjes gebruikten geel nagelkruid ooit als thee (of liever: tisane) bij de behandeling van reumatiek, jicht, infecties en koorts.

Nagelkruiden bevatten allemaal behoorlijk wat tannines die bekend staan om hun bitterheid. Tannines worden door planten aangemaakt om aanvraat van planteneters tegen te gaan. Tannines hebben een samentrekkende (adstingerende) werking, omdat het zich bindt aan eiwitten. Een slok sterke thee laat de mond stroever aanvoelen doordat de eiwitten van het wangslijmvlies in de mondholte licht gefixeerd worden. Op die samentrekkende werking van tannines berust het gebruik van geel nagelkruid in de kruidengeneeskunst.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten