Jimbu

Jimbu is een kruid dat voornamelijk wordt toegepast in de keukens van Nepal en enkele in de Himalaya gesitueerde provincies van India. Het behoort tot de familie der uien en is dus een wilde ui. Twee verschillende soorten doen dienst als dat kruid; Allium hypsistum en Allium przewalskianum. Jimbu heeft een smaak die zo'n beetje het midden houdt tussen die van ui en bieslook. Het wordt vooral gedroogd toegepast, omdat de oogst tussen juni en september plaatsvindt en men het hele jaar wil genieten van dit keukenkruid.
Jimbu is een bolgewas dat tot een centimeter of 20 kan opgroeien. Meer niet, want in zijn natuurlijke bergachtige omgeving zijn de omstandigheden niet echt optimaal te noemen. Het is daar gewoonlijk steenkoud, winden loeien langs bergwanden en de droge bodem is arm aan voedingsstoffen. Hij bloeit voorzichtig met een scherm van tere witte bloemen.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Allium, is de oeroude Latijnse naam voor knoflook: alium. Knoflook is natuurlijk al sinds mensenheugenis gebruikt als voedingsmiddel. Het is duidelijk dat de herkomst van het woord alium in het Midden-Oosten gezocht moet worden en dat levert via het Oudgriekse aglis (αγλις) of gelgis (γελις) eindelijk een oplossing op: gilgal of galgal waren West-Semitische woorden, die ‘wiel’, ‘cirkel’ of ‘bol’ hebben betekend. Het tweede deel, hypsistum, is afgeleid van het Oudgriekse woord húpsos (ὕψος), wat 'hoogte' betekent en dus de vindplaats van deze soort aanduidt. Het (andere) tweede deel, przewalskianum, eert Nikolay Przhevalsky (1839-1888), een Russische geograaf, die in Azië ook het naar hem genoemde paard (Equus przewalskii) tegenkwam.

In het Nepalese district Mustang wordt Jimbu vooral toegepast als smaakmaker in vegetarische groentenschotels, groenten in het zuur en vleesgerechten. In de rest van het land wordt het gebruikt om linzen wat meer smaak te geven. Het gedroogde blad wordt in vaak eerst ghee (geklaarde boter) gebakken om er nog meer smaak aan te onttrekken.

Omdat de gezondheidszorg in Nepal nog niet op een westers niveau is wordt jimbu ook ingezet als middel tegen griep, hoesten en maagpijnen. Dat is overigens niet zo heel gek bedacht, want de leden van de uienfamilie maken allemaal allicine aan en daarvan is bekend dat het ontstekingsremmende eigenschappen heeft bij de mens. Zelf maakt de plant het aan om allerlei plantenziekten tegen te gaan.

Maar er liggen natuurlijk problemen op de loer. Door overbegrazing van geiten is er steeds minder jimbu te vinden. Bovendien houden de wortels van dat plantje ook nog eens erosie tegen in die kwetsbare omgeving. Ik zou zeggen: weg met de geit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten