Indigo

In de grijze oudheid was blauw een gewilde kleur en overal zocht men naar een plant of dier die deze kleur kon opleveren. We hebben al eerder diverse andere bronnen van blauw beschreven: wede (Isatis tinctoria) in West-Europa, de gestreepte zeeslak (Hexaplex trunculus) in het Middellandse Zeegebied en Anil (Indigofera suffruticosa) in Zuid-Amerika.
De meest bekende variant is echter de (echte) indigo (Indigofera tinctoria) die pas ietwat in de vergetelheid raakte na de introductie van synthetische kleurstoffen. Indigo is een plantensoort die tot de familie der erwten en bonen (Fabaceae) behoort. Omdat hij zo waardevol was als bron van indigo is deze soort al eeuwen geleden overal aangeplant. Daardoor weten biologen niet meer waar indigo ooit precies inheems was, maar ik gok op India. Indigo is struikje van een meter of twee hoog die, afhankelijk van de omstandigheden, eenjarig, tweejarig of meerjarig kan zijn. Hij heeft lichtgroene, geveerde bladeren en, als familie van de erwt, heeft ook prachtige tuilen van paarse tot roze bloemen. De indigo wordt tegenwoordig veel aangeplant om de bodem te verbeteren, maar de uit indigo gewonnen kleurstof wordt steeds meer verkocht, vanwege de toenemende hang of dwang van 'terug naar de natuur'.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Indigofera, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks, waar indikós (Ἰνδῐκός) '(kleurstof uit) India' betekende en fera via fero (Φερω) 'dragend'. Het tweede deel, tinctoria, betekent uiteraard 'geverfd' in het Latijn.

De kleurstof indigo zit verstopt in de bladeren van de indigo en ook hier is een tijdrovend proces nodig om die kleurstof aan de plant te ontfutselen. De bladeren worden eerst langdurig geweekt in heet water, waardoor fermentatie optreedt. Daardoor wordt een glycoside met de naam indican omgezet in indoxyl. Deze laatste stof heeft een gelige kleur en moet nog een laatste chemische reactie ondergaan met zuurstof (oxidatie) voordat de blauwe kleurstof indigotin ontstaat.
[Indigokoek - Image: David Stroe]

Vervolgens wordt het bezinksel gezuiverd en tot koeken gedroogd. Na droging worden die in blokjes gesneden en tot poeder vermalen. Dit poeder is echter niet oplosbaar in water (en dus nog onbruikbaar om kleding te kleuren) Daardoor moet de zuurstof weer uit het poeder worden verwijderd door middel van een tweede gisting met bacteriën. Tot slot wordt er een loog (traditioneel ureum uit urine) doorheen gemengd. Deze reageert met een zuur (de zuurstof) en pas dan is de kleurstof geschikt om zich te binden aan textiel. Dat verven gebeurt in zogenaamde 'urinekuipen'.

Het was de bekende Venetiaanse ontdekkingsreiziger en koopman Marco Polo (1254-1324) die het productieproces voor het allereerst voor Europese lezers wist te beschrijven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten