Citroenverbena

Citroenverbena (Aloysia citriodora) is een heester of halfheester die tot een meter of drie hoog kan opgroeien, al doet deze soort dat alleen in zijn oorspronkelijke domein. Hij is namelijk inheems in tropische delen van Zuid-Amerika en zal dus in onze vaderlandse tuinen last hebben van de kou. De tot acht centimeter grote bladeren zijn ietwat ruw en verspreiden een sterke citroengeur wanneer deze gekneusd worden. Trossen met piepkleine witte of paarse bloemen sieren de citroenverbena.
[Image: Kurt Stüber - Citroenverbena]

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Aloysia, eert Maria Luisa Teresa de Parma (1751–1819), tijdens haar leven echtgenote van Koning Karel IV van Spanje. Het het Spaans wordt de citroenverbena daarom nog steeds hierba luisa ('kruid van Louisa') genoemd. Het tweede deel citriodora, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks, waar kitron (κιτριά) zowel het fruit als de boom werd bedoeld. Dat wordt gevolgd door doron (δῶρον) 'geven'. De bedoeling was om de sterke citroengeur te beschrijven.

Zoals gemeld heeft de citroenverbena een sterke citroengeur en die is het gevolg van wel 65 verschillende componenten. Hoofdbestanddelen zijn geranial, neral, 6-methyl-5-hepteen-2-on, 1,8-cineol, limoneen, bèta-caryofylleen en caryofylleenoxide. De specifieke verhouding van die etherische olie hangt sterk af van bijvoorbeeld de samenstelling van de bodem of de temperaturen gedurende het groeiseizoen.

Gezien de sterke, frisse en fruitige citroengeur is het niet verwonderlijk dat de citroenverbena in de keukenkastjes van veel Zuid-Amerikaanse huishoudens niet zal ontbreken. De blaadjes van de citroenverbena worden veelvuldig ingezet om een fris accent te geven aan gerechten met vis of kip. Ook worden ze toegevoegd aan marinades, dressings, jams en marmelades, puddingen en limonades. In Zuid-Amerika wordt de citroenverbena ook voor allerhande kwaaltjes ingezet, waaronder diarree, flatulentie (het laten van winden), slapeloosheid en reumatiek.

Die opvallende geur van de citroenverbena was ook de reden dat de plant in de smaak viel bij Spaanse en Portugese veroveraars, al klinkt conquistadores een natuurlijk stuk romantischer. De eerste Europese botanicus die de citroenverbena officieel beschreef was Philibert Commerson (1727-1773), een Fransman. Hij 'ontdekte' de citroenverbena in Buenos Aires (Argentinië) op een markt. Commerson maakte een wereldreis om nieuwe plantensoorten voor de wetenschap te ontdekken. Dat liep niet goed af, want hij overleed tijdens die reis op Mauritius, slechts 45 jaar oud. Zijn uitgebreide collectie en de beschrijving daarvan werden weliswaar na zijn dood naar Parijs overgebracht, maar raakten in de vergetelheid. Tot op de dag van vandaag zijn de aantekeningen nimmer systematisch geordend.

In Nederland zijn wel zaadjes te koop, maar als keukenkruid is de citroenverbena nooit echt populair geworden. Het is het droeve lot van een geurig kruid.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten