Gingellikruid

Het zou me niets verbazen dat je nog nooit van het gingellikruid (Guizotia abyssinica) gehoord hebt, maar toch is het een belangrijk cultuurgewas. Weliswaar is dat in de hooglanden van Oost-Afrika, maar wijzelf hebben er voor gezorgd dat deze soort steeds vaker in Nederland wordt aangetroffen.
Het gingellikruid is een eenjarige plant met een rechtopstaande naar rood neigende stengel. Hij bloeit van augustus tot oktober met gele op asters lijkende bloemen. Uiteindelijk ontstaat een zwart vettig drie- of vierkantig nootje. In Nederland groeit deze exoot op vochtige, verstoorde bodems en die omgevingen hebben we hier meer dan voldoende. Denk aan stortplaatsen, bermen, rivieroevers en in stedelijke omgevingen. Gingellikruid komt nog voornamelijk voor in Midden- en Zuid-Nederland, maar zijn areaal breidt zich voortdurend in noordelijke richting uit.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Guizotia, eert de Franse staatsman en geschiedkundige François Pierre Guillaume Guizot (1787-1874). Het tweede deel, abyssinica, is natuurlijk de verlatijnste vorm van Abessinië en dat is de oude naam van wat nu Ethiopië heet. De Nederlandse vorm, gingellikruid, stamt uit de Indiase taal, het Hindi, waar met jingalī 'sesamzaadjes' werden aangeduid.

In landen als Ethiopië en Malawi wordt het plaatselijk niger, nyger, nyjer, niger seed, ramtil, ramtilla, inga seed of blackseed genoemd. Zoveel stammen, zoveel talen en zoveel benamingen. Daar werd het gingellikruid al eeuwenlang verbouwd voor diens eetbare olie en piepkleine zaden. Ieder zaadje bevat tot 35% olie, een meervoudig onverzadigd vetzuur. Omdat in Oost-Afrika niet echt een regenachtig klimaat heerst waren de mensen daar bijzonder ingenomen met de positieve effecten van gingellikruid. Omdat Oost-Afrika deel uitmaakte van de maritieme versie van de Zijderoute, tegenwoordig vaak de Monsoon Marketplace genoemd, is het niet vreemd dat men ook in India en andere landen in zuidelijk Azië de voordelen van gingellikruid begon in te zien.
Aha, zo zal de lezer zich op dit moment afvragen, maar als dit plantje zo populair is in de wat meer tropische regionen van de wereldbol, hoe is het dan mogelijk dat het ook in ons land aan een onstuitbare opmars bezig is. Dat komt omdat gingellizaadjes zo voedzaam zijn dat ze ook in vogelvoer worden toegepast. Het zijn zulke kleine zaadjes dat het onvermijdbaar is dat ze verspild worden bij het voederen door vogels. Dat is direct ook de reden dat veel waarnemingen in steden worden gedaan: zowel vogels als vogelliefhebbers knoeien nogwel eens wat van dat piepkleine zaad. Met die kans weet de natuur wel raad.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten