Zeepbesboom

Omdat ook deze soort geen geaccepteerde Nederlandse naam bezit, moeten we het weer doen met de letterlijke vertaling van zijn Engelse benaming soapberry tree ofwel zeepbesboom. De zeepbesboom (Balanites aegyptiaca) komt voor in Afrika en in delen van het Midden-Oosten.
De boom bereikt een hoogte van zo'n tien meter. De takken hebben lange, rechte groene stekels om zichzelf tegen vraatzucht te beschermen. De donkergroene bladeren groeien uit de basis van de stekels. De stam heeft een grijsbruine, wat haveloze schors met geelgroene vlekken. De bloeiwijze bestaat uit trossen van enkele groengele bloemen. De eivormige vrucht is normaal gesproken minder dan vier centimeter lang. Het rijpt van groen tot een bruine of lichtbruine vrucht met een knapperige schil die een plakkerige bruine of bruingroene pulp, die een harde steen omsluit. Dat is de eetbare desert date ofwel 'woestijndadel'.

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Balanites, is afgeleid van het Oudgriekse woord balanos (βᾰλᾰ́νου) wat 'eikel' betekent. Het beschrijft de vorm van de vrucht. Het tweede deel, aegyptiaca, betekent natuurlijk '(uit) Egypte'. De bekende plantkundige Carolus Linnaeus (geboren onder de naam Carl von Linné) trof de soort in een collectie in Caïro aan.

De zeepbesboom wordt al meer dan 4,000 jaar in Egypte geteeld. Zoals gezegd is de woestijndadel eetbaar, maar is bitter van smaak. De boom wordt als waardevol beschouwd in droge gebieden omdat hij zelfs in droge tijden fruit produceert. De vrucht kan zelfs worden gefermenteerd tot alcoholische dranken.

De zaden zijn ook nuttig, want die bevatten diosgenin, een precursor voor de aanmaak van bepaalde hormonen en is onmisbaar voor de synthese van het geslachtshormoon progesteron[1]. Het proces werd zelfs ooit gebruikt bij de productie van anti-conceptiepillen. Maar datzelfde hormoon verstoort ook de hormoonhuishouding van bepaalde de kleine zoetwaterslakjes. Het bekendste voorbeeld daarvan is Biomphalaria pfeifferi, bekend als overbrenger van de parasiet Schistosoma mansoni. Die veroorzaakt schistosomiasis en die ziekte kan hele nare gevolgen hebben voor je nieren.
Het was dus erg slim van de bewoners van noordelijk Afrika om al 2,000 jaar voor het begin van onze jaartelling te ontdekken dat je de zaden van de zeepbesboom kon gebruiken om vervelende parasitaire infecties te beteugelen. Het verhaal wordt echter nog interessanter wanneer je leest dat bavianen in Ethiopië het fruit en bladeren van de zeepbesboom eten om ook van hun schistosomiasis af te komen[2].

Zo zie je maar: mensen en bavianen zijn toch echt nauwe familie van elkaar.

[1] Lozano: Parasitic stress and self-medication in wild animals in Advances in the Study of Behavior – 1998. Zie hier.
[2] Raman; Kandula: Zoopharmacognosy: self-medication in wild animals in Resonance – 2008

Geen opmerkingen:

Een reactie posten