Het zegekruid (Nicandra physalodes) is een tot circa één meter hoog groeiende plant met lavendelkleurige bloemen uit de grote Nachtschadefamilie (Solanaceae) en is daarmee een direct familielid van de aardappel. Zowel de aardappel als het zegekruid zijn oorspronkelijk afkomstig uit Peru, maar hebben hele verschillende routes gevolgd om zich hier te vestigen. De aardappel is, zoals bekend, door ontdekkingsreizigers op de terugreis voor diens medische potenties meegenomen naar Europa. Stel je het tafereel eens voor: de Spaanse koning had de hele expeditie gefinancieerd, was gouden bergen (of bergen goud) beloofd, maar kreeg een uitgedroogde aardappel in zijn vorstelijke handen gedrukt.
Hoe het zegekruid hier terechtgekomen is, blijft wat onduidelijk. Mogelijk als gevolg van de import van graszaad of veevoer, maar misschien ook door diezelfde ontdekkingsreizigers, die geloofden dat het zegekruid ook medische toepassingen moest hebben. Een andere theorie is dat hij in Engeland tijdens de Victoriaanse tijd (1837-1901) als tuinplant is ingevoerd en dat hij vervolgens uit die tuinen is ontglipt.
Het eerste deel van de wetenschappelijke Nicandra, vernoemt Nicander, een arts en dichter uit de Klein Aziatische plaats Colophon, die rond het jaar 100 voor Christus al over planten schreef. Het tweede deel physalodes is afkomstig uit het Grieks en betekent ‘blaasvormig’. Het is een verwijzing naar het lampionvormige omhulsel om de bes. In Engeland noemen ze hem vreemd genoeg weer apple-of-Peru, terwijl het toch echt een besvrucht is. Ook in Nederland is er wat onduidelijkheid over zijn naam. Soms wordt het zegekruid hier ook zegelkruid of zeggekruid genoemd.
Het zegekruid is nauwelijks onderzocht op zijn giftigheid, maar toch denkt de wetenschap dat de plant hartritmeverstorende solanines bevat. Dat hadden we zelf ook wel kunnen bedenken. Het zegekruid en aardappel zijn immers aan elkaar verwant en natuurlijk is er een grote kans dat ze ook hetzelfde soorten gif bevatten. Aangenomen wordt dat de hele plant gif bevat, maar toch gebruikten de Inca's de jonge bladeren als groente.
Een ander signaal van zijn giftigheid is de bijnaam, die de plant in sommige Engelstalige landen heeft: Shoo-fly. Dat kun je vertalen als: ‘Wegwezen vlieg!’. In Amerika werd het sap van bladeren met wat melk gemengd en op een schoteltje gedaan om vliegen te lokken. Wanneer die van het papje aten, gingen ze onherroepelijk dood.
Van de zaden wordt gemeld dat ze eetbaar zijn, maar tegelijkertijd zouden ze ook gebruikt kunnen worden als insecticide en dat is toch al een teken van giftigheid. Medicinaal gezien denken sommigen dat de zaden, gekookt in water, kunnen helpen tegen koorts, indigestie en constipatie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten