Indische heliotroop

De Indische heliotroop (Heliotropium indicum) is een tot een meter hoog kruid, die bezet is met stijve witte, afstaande haren. De bladeren zijn dun en slap. Bloeiwijze een eindstandige, tot 30 cm lange schicht, met een opgerold uiteinde. Het heeft kleine witte of paarse bloemen met groene kelkblaadjes.
Officieel is de Indische heliotroop een tropisch gewas in Azië, maar hij heeft zich als onkruid wereldwijd over de tropen verspreid. Ook in Suriname is hij regelmatig aangetroffen en daar heeft hij een aantal locale namen gekregen, waaronder kaka foo kankan ('hanekam') en isriwiwiri ('ijzerkruid'). Deze soort komt algemeen voor in grasvelden, open vegetatie of zandige grond in het kustgebied van onze voormalige kolonie.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Heliotropum, is afkomstig uit het Oudgrieks, waar helios (Ἥλιος) 'zon' betekent en trepein (τρέπειν) 'draaien'. Samen is dat dus: 'naar de zon draaiend' en het beschrijft het niet altijd juiste idee dat de bloemen zich naar het zonlicht richten. Het tweede deel, indicum, betekent '(uit) India'.

In Suriname hebben ze nogal wat toepassingen voor dit kruid verzonnen. Het sap van gestampte bladeren wordt met een gelijke hoeveelheid plantaardige olie gemengd. Een eetlepel hiervan wordt ingenomen tegen bronchitis. Tegen astma worden de gedroogde bladeren gerookt, puur of vermengd met tabak. Ook thee van dit kruid drinkt men tegen astma. De thee van 14 bladeren per liter water schijnt de urinelozing te bevorderen, zweren in de mond te genezen en ‘het bloed te verkoelen’. Kookt men de wortels van de plant ook mee, dan worden drie eetlepels per dag van de thee ingenomen tegen ingewandswormen. Anderen vermelden het gebruik van de plant tegen zweren en dysenterie. Extracten van de plant hebben wondhelende eigenschappen.

Volgens Surinamers is de Indische heliotroop een ‘krachtige toverplant’ die met wat olie op de huid wordt gewreven om geluk te brengen. Het plantje wordt ook verwerkt in een magisch smeersel dat plaatselijk bekend staat als ‘bakra-opo’.

Deze geparfumeerde kruidenzalfjes werden in het verleden gebruikt om de blanke gezagsdragers (politie, rechters, werkgevers en leraren) te kunnen beïnvloeden. Marrons smeerden zich vroeger goed in met dit soort smeersels als ze naar de stad reisden voor zaken. Hoewel Suriname nu niet meer door blanken geregeerd wordt, worden bakra-opo’s toch nog steeds vervaardigd, ‘om net zoveel geluk in het leven te krijgen als blanken altijd hadden’, aldus een van de verkopers. Onder Indianen in Guyana zijn deze bakra-opo’s ook populair, vooral om boze geesten weg te jagen.

Het is eigenlijk jammer om te weten dat dit kruid ook behoorlijke hoeveelheden kankerverwekkende pyrrolizidine alkaloïden bevat.

Bron: Tinde van Andel en Sofie Ruysschaert: Medicinale en Rituele Planten van Suriname - 2011

Geen opmerkingen:

Een reactie posten