In Nederland wordt wild kattenkruid (Nepeta cataria) als een inheemse plant gezien. Hij is weliswaar zeldzaam, maar toch woont hij hier kennelijk toch met plezier. Het is vermoedelijk een van oorsprong Oost-Europese plant, die hier al vanaf de Romeinse tijd aanwezig is.
Terwijl wild kattenkruid hier al bedreigd wordt in zijn voortbestaan, heeft een exotisch broertje, blauw kattenkruid (Nepeta racemosa), het nodig gevonden om een poging te wagen zich hier ook te vestigen. De geboortegrond van blauw kattenkruid kan gevonden worden in landen in de Kaukasus, het gebied dat het noorden van Turkije en Iran omvat plus wat rommelige republiekjes uit het voormalige Sovjetrijk.
Wild kattenkruid een grijsviltige, slankgebouwde kruidachtige plant die tot een meter hoog kan uitgroeien. De plant bloeit van de late lente tot de herfst. Qua uiterlijk lijkt kattenkruid erg veel op leden van de muntfamilie (Lamiaceae). De kleine bloemen zijn wit of roze en van binnen roodgestippeld. De geur doet deels aan munt en deels aan citroen denken, maar het uiteindelijke resultaat is vaak afstotend.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Nepeta, vernoemt vermoedelijk de Italiaanse (of liever Etruskische) stad Nepi, die tot in Romeinse tijden Nepeta heette. Een andere mogelijkheid is het Griekse woord nephros ('nier') omdat het de werking van de nieren zou bevorderen. Het tweede deel, cataria, is vervoegd uit het Latijn, waar catus 'kat' betekende.
De bladeren en loten van kattenkruid werden (en worden) toegepast in sauzen, soepen, stoofpotjes en verschillende dranken, wijnen en likeuren. Het gebruik van kattenrkruiddelen in kruidenthee werd al in 1735 gedocumenteerd. Medicinaal gezien zou het werken tegen maagkrampen en indigestie. Het zou zweet en menstruatie kunnen opwekken. Bovendien zou het een rustgevend effect hebben en de eetlust bevorderen. De gedroogde bladeren werden ooit gerookt om ademhalingsproblemen te behandelen plus om het euforische effect. Onderzoek richt zich momenteel voornamelijk op de anti-depressieve effecten van kattenkruid, maar veel van dat onderzoek is 'verdacht' omdat het uitgevoerd wordt door homeopaten.
De geur van de plant lijkt op katten als een soort drug te werken. Nu zijn de kattenkruiden directe familie van de muntachtigen dus is wel te begrijpen dat er aromatische stofjes in zullen zitten. De wetenschap heeft het eens onderzocht en het blijkt dat die katten gek worden van α- en β-nepetalactone, dat afhankelijk van de soort, klimaat of bodem zo'n 10 tot 95% van de etherische olie van de plant uitmaakt. Overigens zijn niet alle katten gevoelig voor deze stof want die gevoeligheid is genetisch bepaald.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten