Kamfer

Nee, zo zullen de meeste lezers denken, kamfer is geen kruid of specerij. Bij kamfer denkt iedereen in ons land aan de kamfercrème, die nog steeds dienst doet bij kloven en ander ongemak, en aan mottenballen om ongedierte uit uw linnenkast te weren. Als u mot was zou u ook proberen te vluchten voor de indringende geur van kamfer. Toch is kamfer wel degelijk een specerij.
Kamfer wordt vooral gewonnen uit de bast en bladeren van een tweetal bomen die in de jungle van enkele Indonesische eilanden groeit: de kamferlaurier (Cinnamomum camphora), een grote altijd-groene boom. Verschillende broertjes van deze soort leveren kaneel. De ongerelateerde kapoorboom (Dryobalanops aromatica), is een boom, die behalve de kamfer, ook zeer gewild is voor diens hout. De essentiele olie van rozemarijn bevat ook tot 20% kamfer.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Cinnamomum, heeft natuurlijk dezelfde oorsprong als het Engelse woord voor kaneel, cinnamon. Omdat kaneel al sinds onheugelijke tijden door Arabische handelaren vanuit Azië werd aangevoerd, heeft ook de naam een soortgelijke lange reis achter de rug: de oude Grieken leenden hun woord kinnamomum van het oude Hebreeuwse woord kinamom en het Aramese qunimom. Uiteindelijk zou het verwant zijn aan het hedendaagse Indonesische kaya manis (‘zoet hout’). Het tweede deel, camphora, is afkomstig uit het Latijnse camfora. Dat woord is weer geleend uit het Arabische kafur, maar die hebben het weer opgepikt uit het Sanskriet, waar karpuram, weer geleend is van het oud-Maleisisch kapur ('kamferboom'). Uiteindelijk vinden we in een uitgestorven Proto-Malayo-Polynesische taal *kapuR, dat ooit de betekenis had van 'kalk'.

In de traditionele geneeskunde werd kamfer veel ingezet. Het heeft namelijk een licht verdovend effect op de huid en is ietwat antibacterieel. In grotere hoeveelheden is kamfer giftig, waardoor er in westerse landen grenzen aan het gebruik zijn gesteld.

Tot ver in de Middeleeuwen werd kamfer als ingrediënt in bepaalde snoepjes gebruikt. Kamfer werd in de Arabische wereld in een veelheid van zowel zoete als hartige gerechten toegepast. In oude Arabische kookboeken, zoals de al-Kitab al-Ṭabikh uit de 10de eeuw staan diverse recepten waarin kamfer als ingredient wordt genoemd. In de 13de eeuw waren Arabieren er bijna aan verslaafd: de specerij wordt dan zelfs in stoofpotjes en desserts opgenomen. Zelfs in de Koran (76:5) wordt het als smaakmaker in wijn genoemd (Indeed, the righteous will drink from a cup [of wine] whose mixture is of Kafur...)
[Panchamitham]
Zelfs nu nog wordt een chemische analoog van kamfer, met de naam isoborneol, vooral in Aziatische landen gebruikt als smaakmaker in snoepjes. Het wordt veel gebruikt in India, waar het voornamelijk in desserts als panchamitham (recept hier) wordt toegepast.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten