De kapokboom (Ceiba pentandra) is een enorme woudreus die met zijn soms meer dan 70 meter hoge kroon ver boven de rest van het tropisch regenwoud uitsteekt. Deze soort is inheems in Zuid-Amerika, Centraal-Amerika, het Caribisch gebied en tropisch West-Afrika. Uit de eironde vruchten steekt zaadpluis: de kapok. Het wordt gevormd door de zachte vezels, die bestaan uit de haren op de zaden. Het zaadpluis werd ooit gebruikt als vulling voor kussens.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Ceiba, betekende oorspronkelijk 'enorm grote boom' in het Arawak, de taal van de Indianen in het Caraïbisch gebied. Het werd eerst ingepikt door de Spanjaarden en daarna verlatijnst tot ceiba. Het tweede deel, pentandra is een combinatiewoord uit het Grieks: pent- komt van pente (Πέντε) 'vijf' en -andra van andros (ανδρος), dat eigenlijk 'man' betekent, maar in dit geval 'meeldraden' omdat het de mannelijke voortplantingsorganen van de bloem zijn. De kapokboombloem heeft dus vijf meeldraden.
In Suriname wordt de boom kankantri genoemd en wordt door veel Afro-Surinamers als een verblijfplaats van geesten beschouwd. ’s Nachts zou het niet pluis zijn in de buurt van die boom en volgens buurtbewoners hoor je een luid geritsel en gepiep rondom de takken.
De plankwortels van de boom dienden in het verleden beschutting aan weggelopen slaven, die op deze wijze aan vervolging konden ontsnappen. Als de wortels worden aangekapt, stroomt er een kleine hoeveelheid drinkbaar water uit. De Marrons, de afstammelingen van die ontsnapte slaven, plaatsen offers tussen de wortels.
Het geloof in het bestaan van geesten zorgt er in elk geval voor dat de kapokbomen niet worden omgehakt en het bos ook in de nabije omgeving daarvan met rust wordt gelaten. Kleine stukjes bast of wortel van deze magische planten worden in Paramaribo op de markt verkocht als ingrediënt voor kruidenbaden. De bast wordt toegepast als vochtafdrijvend middel, luchtverhogend middel en bovendien als medicijn tegen hoofdpijn of diabetes type 2. De specerij wordt zelfs naar Nederland geëxporteerd, waar ze nog steeds een rol speelt in de spirituele beleving van veel Surinamers.
Het is de vraag of het geloof in magische planten en heilige bossen sterk genoeg is om de Surinaamse bossen in de toekomst te beschermen. De Marrons hebben geen grondrechten. Hun bossen worden bedreigd door mijnbouw en houtkap. Terwijl in veel andere landen heilige bossen tot natuurreservaten worden uitgeroepen, heeft niet één van de heilige bossen van de Marrons een beschermde status. Ze staan zelfs op geen enkele kaart van Suriname.
Bron: Van Andel: How African-based winti belief helps to protect forests in Suriname – 2010
Geen opmerkingen:
Een reactie posten