Costus

Je hebt niet alleen vergeten groenten, maar je hebt zeker ook vergeten specerijen. Eentje daarvan is costus (Dolomiaea costus).
Een stapje terug in de tijd leert ons dat costus in de twaalfde eeuw in Engeland een belangrijke specerij was en een ingredient was voor een voorloper van de zo Britse muntsaus. Het recept van hun green sauce bevatte salie, peterselie, dille, tijm, knoflook, zout, peper en die onbekende specerij, costus.

Costus komt voor in Zuid-Azië. De streken waar deze soort aangetroffen kan worden zijn de Himalaya en elders in bergachtige delen van noordelijk India. In het zuidwesten van China wordt de soort op kleine schaal commercieel verbouwd. De soort groeit op hoogten van 2,500 tot 3,000 meter.

Costus is een vaste plant die tot een meter of twee hoog en een meter breed kan worden. Deze soort heeft lange, liervormige bladeren en hoofdjes met paarse bloemen. De tot een meter lange bladeren hebben de vorm van oortjes aan de basis, met gekartelde, getande patronen die langs de zijkanten van de bladeren lopen. De wortels van de plant zijn stevig en kunnen tot 40 cm lang worden.

En om die wortels gaat het. De gedroogde en vermalen wortels worden als specerij gebruikt. In het verleden brachten Romeinse soldaten het al naar Italië, waar het een wat tweeslachtige reputatie kreeg. Plinus de Oudere (23-79 nChr) schreef over costus dat het een brandende smaak had en een heerlijke geur, maar voor de rest nutteloos was. Toch werd het in het oude Rome gebruikt om de smaak van te zure wijn wat te veraangenamen. Het heeft een sterke, aanhoudende geur die in eerste instantie heerlijk naar viooltjes ruikt, maar dan geleidelijk verandert in een behoorlijk onaangename geur van geiten.

Arabische handelaren brachten deze specerij later vanuit India naar handelssteden als Byzantium (het latere Constantinopel en het nog latere Istanboel). Van daaruit brachten handelaren uit Venetië en Genua het naar Europa.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Domomiaea, is te herleiden tot het Latijnse woord Latin dolus ('list' en 'bedrog') en dat heeft zijn oorsprong in het Oudgriekse woord dólos (δόλος) met de betekenis van 'lokaas' of 'list'. Het probeert de verandering in geur te verklaren (van viooltjes naar geit). Het tweede woord, costus, is via het Oudgriekse kóstos (κόστος) afkomstig uit het Sanskriet kuṣṭha, wat zoiets als 'steel' betekende. Het niet gerelateerde geslacht Costus heeft prachtige lansvormige bloemen, al heeft de soort costus wat onooglijke bloemen.

In landen als India en China ziet men costus meer als een 'geneeskrachtige' plant voor hun traditionele geneeskunst. De rest van de wereld koopt costus vooral op internet omdat men denkt dat het een antibacteriële en antivirale werking heeft, ontstekingsremmend is, en meer[1].

[1] Elnoura, Abdurahmana: Current and potential future biological uses of Saussurea costus (Falc.) Lipsch: A comprehensive review in Heliyon - 2024. Zie hier.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten