Kinine is een zeer bittere stof die aanwezig is in de bast van enkele plantensoorten uit het geslacht Cinchona en dan voornamelijk de Cinchona officinalis en de Cinchona ledgeriana. Al deze planten zijn forse struiken tot kleine bomen met een altijdgroene bebladering. De wat onopvallende bloemen zijn, afhankelijk van de soort of ondersoort, wit, roze of rood van kleur. De kinabomen zijn inheems in de tropische wouden die zich opworstelen tegen de hellingen van het Zuid-Amerikaanse Andesgebergte.
Kinine is een specerij die nog steeds toegepast wordt als een medicijn. Het is namelijk een effectief middel tegen koorts en die werking is belangrijk voor de preventie en bestrijding van malaria. Kinine is een alkaloïde, een stof die eigenlijk door de plant wordt aangemaakt om vraat van insecten of planteneters tegen te gaan. Dat de natuur soms via verschillende routes tot dezelfde oplossing komt blijkt uit het feit dat in de harde kern van een ananas ook kinine verborgen zit[1].
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Cinchona, vernoemt Ana de Osorio, de Gravin van Chinchón en echtgenote van de onderkoning van Peru. Ze genas in 1638 van vreselijke koortsaanvallen door middel van de schors van de kinineboom. Ze introduceerde het geneesmiddel vervolgens in 1640 in Spanje. Het tweede deel, officinalis, is al veel vaker verklaard: het is Latijns en betekent ‘werkplaats’ in de zin van ‘klaarmaken van medicijnen’ en is nog steeds te herkennen in het Engelse woord office. Het tweede deel van de andere genoemde soort, ledgeriana, vernoemt Charles Ledger (1818-1905), een alpacaboer die bekend werd door zijn studies in verband met kinine. Voor de volledigheid: in het Quechua, de taal van de Inca's, werd de medicinale schors kina kina genoemd. In het Portugees verwaterde dat woord tot quinaquina en vanuit dat woord is 'ons' woord kinine ontstaan.
Het waren met name de Jezuïeten die zorgden voor een snelle verspreiding van de kinine. Zij hadden immers overal ter wereld hun vooruitgeschoven posten en de meesten daarvan lagen in tropische gebieden waar malaria een groot probleem was. Daarom werd het middel vaak Polvo de los Jesuitos ('Jezuïetenpoeder') genoemd.
Door die voortdurend stijgende populariteit van het geneesmiddel ontstond er na verloop van tijd een tekort en dan blijkt dat de handelsgeest van de Nederlanders altijd weer ontwaakt. Nadat dozenvol met zaad van de kinaboom, onder escorte van enkele oorlogsbodems, illegaal vanuit Bolivia naar Bandoeng op Java in Nederlands-Indië waren overgebracht, werden in 1855 de eerste zaadjes in de bodem geplant. Tien jaar later bleek de plaats perfect gekozen. Uiteindelijk leverden de plantages op Java zo'n 90% van de totale wereldwijde kinineproductie. De “Bandoengsche Kinine Fabriek N.V” op het Indonesische eiland Java bestaat nog steeds, al is de fabriek in 1958 genationaliseerd en heet nu de Kimia Farma Quinine Plant.
Kinine wordt ook als smaakmaker gebruikt in allerhande dranken. Bekend is natuurlijk tonic, maar het zit ook verwerkt in enkele Italiaanse en Spaanse wijnen.
Zo zie je overigens ook dat het verschil tussen een specerij en een medicijn maar heel klein kan zijn.
The English version of this article can be read here.
[1] Leesombun et al: Ethanol Extracts from Thai Plants have Anti-Plasmodium and Anti-Toxoplasma Activities In Vitro in Acta Parasitologica - 2019
Geen opmerkingen:
Een reactie posten