Pijnboompitten zijn de eetbare zaden van de parasolden (Pinus pinea), die inheems is het westelijk Middelandse Zeegebied. Hij is al door de Romeinen in andere streken aangeplant en dus noemt men hem nu ook inheems in heel Noord-Afrika en de Canarische eilanden. Het is dus een broertje van de zeeden (Pinus pinaster), die ook al uit Mediterrane streken afkomstig is en hier op de Waddeneilanden werd aangeplant om stuifzand tegen te gaan.
De parasolden kan een hoogte bereiken van meer dan 25 meter en groeit het liefst behoorlijk hoog in bergachtige streken. De naalden doen denken aan die van de zeeden en zijn gemiddeld 20 centimeter lang. In de dennenappels huizen de zaden of pijnboompitten die ongeveer twee centimeter lang zijn.
Het eerste deel van de wetenschapelijke naam, Pinus, komt uit het Latijn waar pinus 'kegel' betekent. De Romeinen hadden het woord weer van de Grieken gepikt want daar betekende konos precies hetzelfde. Het tweede deel, pinea, is een afgeleide van Pinus en dat maakt het allemaal eenvoudig. Het Nederlandse woord pijnboom is overduidelijk een verbastering van het Engelse woord pine, wat 'den' betekent. Dát woord is uiteraard op zijn beurt weer afgeleid van het Latijnse woord pinus. In het Toscaanse dialect wordt de pijnboompit pinocchio genoemd en dan weet je direct waar die kleine pinoccio zijn naam vandaan heeft.
De pijnbomen worden al meer dan 6,000 jaar (en wellicht al in de prehistorie) gebruikt voor het handmatig oogsten van de pijnboompitten. Die pijnboompitten hebben een lichte harsachtige smaak en zitten boordevol met olie. Iedere 100 gram pijnboompitten bestaat voor 68 gram uit plantaardige vetten, de helft daarvan zijn meervoudige onverzadigde vetzuren. Verder zit er veel ijzer en magnesium in die pijnboompitten. Pas op: vanwege het hoge vetgehalte zijn ze maar beperkt houdbaar. Gooi ze in de vriezer als je ze langer wilt bewaren.
Pijnboompitten kunnen probleemloos rauw gegeten worden, maar veel vaker worden ze even kort geroosterd in een koekenpan omdat de smaak dan intenser wordt. Hou ze wel scherp in de gaten, want ze kunnen heel plotseling te bruin bakken.
De Italiaanse pesto is wel de meest bekende toepassing van pijnboompitten. Het is een oeroud, traditioneel recept uit de omgeving van Genua (pesto alla genovese). Pesto bestaat uit een mengsel van knoflook, fijngemaakte pijnboompitten, basilicum, olijfolie en Parmezaanse kaas. In diverse buurlanden worden variaties op pesto tot de nationale keukens gerekend. Ook in Griekenland bestaat een recept met een pestovariant: een mengsel van pijnboompitten, broodkruimels, knoflook, citroensap, olijfolie, bieslook (of peterselie) en bouillon.
Tegenwoordig lijkt de pijnboompit een welhaast onbetaalbare luxe te worden. Het oogsten is een arbeidsintensief gebeuren en klimatologische omstandigheden zorgen voor sterk wisselende opbrengsten. In 2013 mislukte bijvoorbeeld in zowel China (tegenwoordig een grote speler op de pijnboompittenmarkt) als het Middellandse Zeegebied grotendeels de oogst.
Geen wonder dat uw potje met pesto in toenemende mate geen pijnboompitten meer bevat, maar een alternatieve nootachtige.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten