Karwij (Carum carvi) wordt ook wel kummel genoemd, een uit het Duits geleend woord. Om verwarring met andere soorten te voorkomen wordt ook wel de naam echte karwij gebruikt. Het is een tweejarige voorjaarsbloeier die verwant is aan de wortel of peen (Daucus carotus). Karwij is inheems in grote delen van Europa, West-Azië en Noord-Afrika.
Als wilde plant is echte karwij in ons land de laatste jaren behoorlijk zeldzaam geworden. Zij hoort thuis in de uiterwaarden van rivieren, in lichtbemeste weilanden op kalk- en vochthoudende, ietwat zanderige kleigrond. Voorts lijken spaarzaam bemaaide bermen ook een aantrekkelijk milieu voor de echte karwij te vormen.
Met zo'n zestig centimeter is de maximale hoogte wel bereikt. Echte karwij is behept met fijne geveerde bladeren en bloeit met kleine witte tot lichtroze bloemen in een parapluvorm.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Carum, levert taalkundigen behoorlijk wat problemen op, Omdat karwij en komijn soms met elkaar verward worden en beide uit Azië afkomstig zijn, is het logisch dat we naar het Hebreeuws kijken voor een verwante term en die is er: kammon (כמן), wat op zijn beurt is afgeleid van kâmus ('verborgen'). Het verklaart het piepkleine zaadje. Het tweede deel, carvi, is overduidelijk de Latijnse vorm van karwij. Die hebben het uiteindelijk van het Arabisch afgepikt, waar al-karviyâ de naam was voor verschillende schermbloemigen met een aromatisch riekende vrucht.
Hoewel we het allemaal over karwijzaadjes hebben zijn ze, botanisch gezien, echter een zogenaamde tweedelige splitvrucht. Hoe we ze ook noemen, ze blijven minder dan een halve centimeter lang en ellipsvormig. De vruchtjes hebben een doordringende anijsachtige geur en smaak.
Karwij wordt hier te lande veelvuldig toegepast als specerij in diverse kruidige broodvarianten, maar doet ook dienst als smaakmaker in diverse likeuren en desserts. Wij kennen de smaak van karwij voornamelijk doordat het toegevoegd is aan zuurkool. Essentieel is karwij in Hongaarse goulash. In Noord-Afrika is het een onmisbaar onderdeel van de meest bekende specerijenmix, harissa. Minder bekend is dat ook de geurige bladeren als keukenkruid kunnen worden gebruikt.
In de wetenschappelijke wereld kijkt men met enige interesse naar echte karwij in verband het feit dat de aanwezige essentiële oliën van deze plant in staat lijken te zijn om schimmels en bacteriën te bestrijden. Carvone, limoneen en linalool bestrijden de schimmels, terwijl limoneen, eugenol en pineen een antibacteriële werking lijken te hebben, al komen die laatste stofjes natuurlijk veel meer in citrusvruchten voor[1].
Mijn advies is dus om even wat zaadjes in je tuin te planten en wat ruimte te maken in je keukenkastje.
[1] Johri: Cuminum cyminum and Carum carvi: An update in Pharmacognosis Review – 2011
Geen opmerkingen:
Een reactie posten